Dit verhaal vertelt Maria Montessori tijdens haar verblijf in India op 17 januari 1944. Wij hebben het vrijelijk herschreven zodat jij het kunt vertellen.
Ik ga jullie een verhaal vertellen over dit briefje. Dit briefje lag in een mand met peren. Niet gisteren, niet vorige week, niet toen jullie werden geboren. Nee. Het briefje lag in een mandje met peren lang, lang geleden.
Je laat een klein briefje zien dat dubbelgevouwen is. Laat het nog even dicht.
Luister maar eens naar het verhaal van dit briefje. Ergens in India leefde een oude man en in zijn tuin groeide een bijzondere perenboom. Deze boom droeg in de nazomer de heerlijkste peren die je je kunt voorstellen. Sappig en zoet waren ze en de boom hing er helemaal vol mee. De man wilde zijn vriend die verderop woonde laten proeven van zijn overheerlijke oogst. De tuin van de oude man was heel groot, er was altijd veel werk te doen. Snoeien, onkruid wieden, oogsten. De oude man kon niet zelf op bezoek bij zijn vriend, niet in deze drukke oogsttijd. Hij vroeg een tuinjongen om de mand met peren te bezorgen. Hij gaf de jongen een paar roepies als beloning voor zijn moeite, schreef een klein briefjes voor zijn vriend en legde dat in de mand met peren.
Het was een warme dag. De zon brandde in het middaguur bijzonder heet. Terwijl de jongen onderweg was, voelde hij zijn droge lippen en de dorst in zijn mond. In de mand lagen de overheerlijke, sappige peren. Ze zagen er verleidelijk lekker uit. De jongen had veel moeite om ze niet aan te raken. Dat zou niet netjes zijn. Je kunt niet zomaar een peer eten uit een mand die niet voor jou bestemd is. Toch dacht de jongen er steeds aan. Hij probeerde zijn gedachten te onderdrukken. Telkens lonkten de groene peren naar hem en uiteindelijk besloot hij er een te eten. In zijn hele leven had hij niet eerder een peer gegeten die zo verrukkelijk lekker was. Tegelijkertijd wist hij dat hij een fout had begaan. Natuurlijk had hij de peer niet mogen pakken en al helemaal niet op mogen eten. Tenslotte waren het niet zijn peren. Ach, dacht hij, niemand zal het merken dat ik een peer gegeten heb en hij liep verder. Telkens weer dacht hij eraan om nog een peer te pakken. Oohh wat zien die peren er lekker uit. Het lukte de jongen zich te beheersen en zo arriveerde hij met een mand vol peren bij de vriend van de oude man.
Ze begroetten elkaar vriendelijk en de jongen overhandigde de mand met peren. Net toen hij weer aan de terugweg wilde beginnen en dag had geroepen, riep de vriend hem na: ‘Waar is de peer gebleven die ontbreekt in de mand?’ ‘Dit zijn alle peren die ik moest bezorgen bij u’, sprak de jongen geschrokken. ‘Er was er een meer en die heb je opgegeten denk ik’, zei de vriend. ‘Hoe komt u daar nou bij?’, zei de jongen nogmaals, een beetje verbaasd. ‘Het kleine briefje dat boven op de peren lag heeft het me verteld’, zei de vriend en liet de handgeschreven brief van de oude man zien. De jongen kon zijn oren en ogen niet geloven. Hij raakte in de war. Kon die briefje zien en praten?
De oude man, die van dit gesprek niets te horen kreeg, stuurde de jongen voor de tweede keer naar zijn vriend om opnieuw de overheerlijke peren te laten bezorgen. Je raadt het misschien al. De jongen kreeg onderweg weer dorst en zijn lippen waren droog van de hitte. Dit keer kostte het de jongen nog meer moeite om niet van de peren te eten. Hij wist ten slotte hoe lekker de eerste peer was en hoe goed ze zijn dorst had gelest. Deze keer zou hij niet zo dom zijn als de eerste keer. Nee! Hij bedekte de brief die boven op de peren lag met een steen, voordat hij een peer pakte en zich laafde aan het zoete sap. Je raadt het vast al wat er gebeurde toen de jongen arriveerde bij de vriend en het mandje vol peren aan hem overhandigde. `Waar is de peer gebleven die ontbreekt in de mand?` Verbouwereerd stond de jongen als aan de grond genageld. Hij begreep dat het papiertje hem had bespioneerd, terwijl het onder een steen verstopt lag. Het papier moest betoverd. Een papier dat kan praten en zien. Hoe zit dat? Wat denk jij?